Illustration taken from Nandita |
Three days ago, Mandy asked: "about the difference between 'kun' and 'kan', and when you use those or when you use 'mag'".
Which is a great question!
First, 'kun' and 'kan' is purely the conjugation of the verb 'kunnen'. Thank you very much for pointing this one out to me, as it is one of the irregular verbs in Dutch:
ik kan |
jij kan or jij kunt |
hij/zij/het kan |
wij kunnen |
jullie kunnen |
zij kunnen |
So the single persons of 'kunnen' is always 'kan', the plural ones are always 'kunnen'. Note that for the second person singular, you can also use "jij kunt" alongside "jij kan". If you would ever encounter a sentence where the subject (je) would be placed behind the verb (kunnen)>, then it will be: "kan jij" or "kun jij". For more information, read this post.
Now, when should you use "mogen" and when should you use "kunnen".
For those who are very familiar with English, I would simply recommend to use "mogen" as a translation of "may" and "kunnen" as a translation of "can".
May I have the salt? | Mag ik het zout even (hebben)? |
Can you pass me the salt? | Kan je me het zout doorgeven? |
Furthermore, the difference between 'mogen' and 'kunnen', is that 'mogen' is only used to clarify whether something is allowed or not. 'kunnen' is mostly used to explain if something is possible or not.
Je mag hier niet zwemmen | want dit is een prive-zwembad. |
Vandaag kan je in zee zwemmen | want er zijn geen haaien. |
So feel the difference between these pairs:
ik kan vandaag niet zwemmen | omdat ik me niet goed voel |
ik mag vandaag niet zwemmen | omdat mijn vader dat niet graag heeft |
auto's kunnen niet snel rijden in de stad | omdat er veel obstakels zijn |
auto's mogen niet snel rijden in de stad | want het is bij wet verboden |
No comments:
Post a Comment